Een stikstofaanpak met Boerenverstand
De landbouw is een kringloop van bodem, plant, dier en mest. In het jaar 2022 importeerden we in Nederland zo’n 410 miljoen kg stikstof via krachtvoer uit het buitenland, 194 miljoen kg stikstof via kunstmest. Daarvan produceerden we 199 miljoen kg dierlijke producten (melk, vlees, eieren) en 90 miljoen kg stikstof aan plantaardige producten (Figuur 1). Uit onze nationale stikstofkringloop lekt jaarlijks 228 miljoen kg stikstof weg naar de bodem en 84 miljoen kg naar de lucht in de vorm van ammoniak. Dat kan anders. Wat ons betreft begin het met het dichtdraaien van de stikstofkraan.
Elk veebedrijf heeft zo’n kringloop. Er zijn veebedrijven met weinig tot geen land voor de eigen voerproductie (intensief). En bedrijven met veel land die nagenoeg het hele rantsoen voor hun dieren op de eigen grond telen (extensief). Om een bedrijf eerlijk te scoren op de mate van grondgebondenheid kijkt de melkveehouderij naar de hoeveelheid stikstof (eiwit) van eigen land: een combinatie van voerproductie van eigen land en minder voer importeren. Het streefgetal is 65%. De Nederlandse veehouderij als geheel haalt slechts 38,5% eiwit van eigen land. Internationaal kijkt men naar de NUE, de stikstofefficiëntie: de output gedeeld door de input. Het stikstofprobleem gaat echter over de uitstoot van ammoniak (NH3) naar de lucht en over nitraatuitspoeling (NO3) naar het grond-en oppervlaktewater.
Naast de Nederlandse stikstofbalans kan er ook een balans opgesteld worden voor een regio, voor een sector en voor het individuele bedrijf. Op elk melkveebedrijf in Nederland gebeurt dat via de Kringloopwijzer. De Nutriëntenbalans, voor de akkerbouw, is nog niet breed geïmplementeerd. Een dergelijke balans voor een individueel bedrijf ziet eruit zoals in Figuur 2. Wat ons betreft is dit ook de basis van de stoffenbalans waar de Tweede Kamer om vraagt.
”DE BENODIGDE DATA IS VOOR ELK BEDRIJF VOORHANDEN WAARDOOR IMPLEMENTATIE EENVOUDING ZOU MOETEN ZIJN.”
De eerste stap in onze stikstofaanpak is de focus op het verder dichtdraaien van de stikstofkraan. Op nationaal- en bedrijfsniveau eenvoudig te monitoren via een stoffenbalans. Het zet de focus op een hogere benutting van de eigen resources, meer gebruik van reststromen, natuurlijke stikstofbinding, dieren fokken die binnen dit systeem passen, goede mest produceren en duurzaam bodembeheer.
Figuur 2. Schematische weergave van de stikstofkringloop op een melkveebedrijf.
Zoals te zien in de bedrijfsbalans wordt het totale stikstofoverschot onderverdeeld in ammoniak (NH3), lachgas (N2O), NOx en het stikstofbodemoverschot. De stikstofproblematiek gaat dus over de overmaat aan reactief stikstof: ammoniak. Deze ammoniak kan vervliegen en als droge of als natte depositie (zure regen) neerslaan, o.a. op kwetsbare natuurgebieden. Daardoor worden de zogenaamde Kritische Depositie Waarden (KDW) overschreden.
Binnen de ontwikkeling van KPI’s voor duurzame landbouw maken we bewust onderscheid tussen de KPI: ‘kg NH3 vanuit stal en veld’ en de KPI: ‘kg N-bodemoverschot’ en telt bijvoorbeeld lachgas mee in de KPI: ‘CO2-equivalenten’.
Ammoniak: het ontstaan en de verspreiding
De bron van ammoniak is ureum in de urine van het dier. Wanneer dit urine-ureum in aanraking komt met het enzym urease vervluchtigt het vrijwel onmiddellijk als ammoniak, stijgt het recht omhoog en verspreidt het zich via de lucht. Elke liter urine-ureum die wordt omgezet draagt daarom bij aan de zogenaamde deken van ammoniak. Ammoniak slaat uiteindelijk ergens neer als stikstofdepositie (zure regen). Via een modelbenadering (Aerius) kan een relatie gelegd worden tussen de locatie en de depositie. Dit is jaren gedaan bij het verkrijgen van nieuwe vergunningen. Het bedrijf moest bij uitbreiding van de veestapel aantonen via Aerius dat de belasting op natuur niet verder toenam.
De zogenaamde PAS-melders (Programmatische Aanpak Stikstof) hadden een berekende toename van depositie van minder dan 1 mol en hoefden daarom geen Natuurbeschermings-vergunning aan te vragen. Op die uitspraak is de rechter later teruggekomen. Dit is de basis van de huidige stikstofcrisis.
Een generieke reductie van de ammoniakuitstoot met 30% resulteert in deze kaart van Nederland[1]. In de rode gebieden is nog altijd meer nodig dan die 30% reductie. Ook de intensieve veehouderij heeft hierin een belangrijk aandeel. Verdere aanpassingen in bedrijfsvoering, technologische verbeteringen of andere emissiereducerende maatregelen kunnen hieraan bijdragen.
[1] Depositievermogenskaart, eerder gepubliceerd in www.ontspannennederland.nl (bron: Gispoint)
”30% reductie = 40 kg NH3/ha voor grondgebonden melkveehouders”
Uitgaande van de huidige gemiddelde uitstoot van 56 kg NH3/ha zou 30% reductie een gemiddelde uitstoot van 40 kg NH3/ha betekenen. Dat zijn stal + veldemissies opgeteld.
Deze norm kan dienen als streefwaarde. Een getal dat voor elke melkveehouder via de Kringloopwijzer is uit te rekenen en waar dus nu al stimulerend beleid op gemaakt kan worden. Emissies ontstaan vanuit de stal en bij het aanwenden van mest op het veld. Niet elke veehouder kan zomaar grondgebonden worden. En het beleid werkt met een vergunning voor de stal (via de provincie) en met een nationaal mestbeleid wat gaat over de maximale hoeveelheid mest op het land. Reden om voor de borging op zoek te gaan naar de borging van de stalemissies en veldemissies.
De borging van stalemissies
Naast technische innovaties zoals luchtwassers zijn er mogelijkheden om via het management stalemissies te reduceren. In de zoektocht naar alle mogelijke managementmaatregelen die een melkveebedrijf kan nemen achten we meer weidegang en een lager tankmelkureum het meest kansrijk. Op basis daarvan zijn we tot Tabel 1 gekomen voor de stalemissies. Op een melkveebedrijf zou deze data eenvoudig voorhanden moeten zijn.
De monitoring zou via bijvoorbeeld de stichting weidegang en via Qlip georganiseerd kunnen worden. Op nationaal niveau zouden deze indicatoren ook goed te volgen moeten zijn. Om stalemissies te reduceren pleiten we voor een koppeling met dier- en fosfaatrechten. Het aantal rechten, het aantal dieren, is namelijk gemaximeerd in Nederland en politiek bepaald.
Tabel 1. Ammoniakemissie vanuit de stal per GVE bij combinaties van weidegang en tankmelkureum (uitgedrukt in kg NH3/gve).
De borging van veldemissies
Minder mest uitrijden op het land, minder ammoniakale stikstof aanwenden, betekent minder veldemissies (Tabel 2). Er zijn normen voor een maximum hoeveelheid dierlijke mest per hectare. En deze normen worden strenger. Zo wordt de Nederlandse derogatie in stappen afgebouwd tot maximaal 170 kg N uit dierlijke mest per hectare. Ongeveer de helft van de mest bestaat uit ammoniakale stikstof en elke bemestingstechniek heeft een eigen emissiefactor.
Tabel 2. Ammoniakemissie vanuit het veld per hectare bij verschillende bemestingshoeveelheden en aanwendingstechnieken (uitgedrukt in kg NH3/ha).
“Meer weidegang betekent minder stal- en minder veldemissies”
Meer weidegang op het bedrijf, en in heel Nederland, betekent dat er minder mest en urine bij elkaar komt in de stal, die vervolgens niet opgeslagen als ook niet uitgereden hoeft te worden op een veld. Elke koe in Nederland die meer uren weidegang geniet, levert dus ook “vermeden veldemissies” op! Een extra effect dat nog bij bovenstaande effecten opgeteld mag worden. De veldemissies moeten per hectare worden uitgedrukt.
Tot slot
Het streven naar een zo laag mogelijk stikstofbedrijfsoverschot per hectare (gemeten via een stoffenbalans) is wat ons betreft een robuuste basis voor het verminderen van de totale stikstofverliezen. Als je echter normering invoert op het gebied van ammoniak per hectare hebben intensievere bedrijven direct een uitdaging om meer grond te organiseren/kopen, wat in veel gebieden niet eenvoudig. bijna onmogelijk is. Daarom adviseren we stal-emissies per dierplaats, per fosfaatrecht te normeren en veld-emissies zijn vanzelfsprekend per hectare.
Om ammoniak te reduceren kan elk melkveebedrijf aan de slag met meer weidegang: mest en urine blijven uit elkaar en de mest hoeft niet opgeslagen en uitgereden te worden; en minder ureum in de melk: wat er niet in zit, komt er ook niet uit! Door andere en minder mest aan te wenden op een hectare (extensiveren) kunnen ook de veldemissies verder gereduceerd worden. Voor grondgebonden melkveehouders is gelijk of minder dan 40 kg NH3/ ha een mooie streefwaarde.
Wie kan gebruik maken van deze aanpak?
- Elke provincie kan t.b.v. de stikstofopgaven zowel de streefwaarde als de onderliggende tabellen gebruiken voor communicatie en voor stimulering (beloningsregelingen).
- Zuivelfabrieken kunnen extra belonen voor meer weidegang en een lager ureum.
- Voor verdergaande toepassing (normering, vergunning) zou de tabel (vergelijkbaar met tabel 6a van de meststoffenwet) door de rijksoverheid opgenomen kunnen worden.
- De RAV-systematiek zou hiermee verbeterd/ verfijnd kunnen worden.
Het stikstofdossier in de landbouw ligt op dit moment al een tijd onder een vergrootglas. Onze resultaten zijn direct bruikbaar voor de communicatie en voor het belonen en stimuleren van de sector. We benadrukken wel dat als onze resultaten gebruikt worden in het kader van normeren en beprijzen steeds gezocht moet worden naar een zo breed mogelijke consensus onder wetenschappers en beleidsmakers. Daar blijven we werk van maken!
Meer informatie?
Loop gerust een keer binnen voor een kop koffie/ thee en een goed gesprek over de toekomst van onze landbouw in onze landbouwhub Utrecht.
Boerenverstand
Bemuurde Weerd OZ 12
3514 AN Utrecht
030 401 40 10