Rapport emissiearme bedrijfsvoering
Een praktische en onderbouwde aanpak om ammoniakemissie te reduceren op grondgebonden melkveebedrijven
“De benodigde data is voor elk bedrijf voorhanden waardoor implementatie eenvoudig zou moeten zijn.” Frank Verhoeven
Grondgebonden melkveehouders willen bewijzen dat via hun management
ammoniakemissies effectief gereduceerd kunnen worden. Na studie van alle
mogelijk soortige managementmaatregelen zijn de intensiteit van het bedrijf, het tankmelkureum en het aantal dagen en uren weidegang als meest kansrijk
geïdentificeerd om ammoniakemissie te reduceren. In deze publicatie beschrijven we
de wetenschappelijke onderbouwing en laten we zien hoe dit in de praktijk gebruikt
kan worden. Als melkveehouders hiermee aan de slag gaan, zal dit terugkomen in de
nationale emissie-rapportage (NEMA).
Ammoniakemissies op grondgebonden melkveebedrijven zijn voor ongeveer de
helft afkomstig vanuit de stal en mestopslag, en voor de andere helft vanuit het
aanwenden van de mest op het veld. Zodra ureum in urine van de koe in contact
komt met het enzym urease, ontstaat ammoniak. Urease zit in de feces van de koe
en is altijd wel ergens op een stalvloer aanwezig. Alle urine-ureum kan uiteindelijk
omgezet worden tot ammoniak.
Koeien die een stikstofarm rantsoen gevoerd krijgen, produceren minder urineureum.

Vereenvoudigd schema van productie, transport en uitscheiding van ammoniak en ureum in de koe
Tijdens de weidegang blijven mest en urine gescheiden en hoeft de mest
niet in de stal opgevangen en opgeslagen te worden en vervolgens niet te worden
uitgereden. Bovendien wordt het ureum in de bodem opgenomen. Met goed
management kan de melkveehouder sturen op fors minder emissies. Er zijn geen
technische aanpassingen nodig en het levert in de regel ook nog kostenbesparingen
op.
Op basis van deze uitgangspunten en na een uitvoerige literatuurstudie en metingen
aan mest en urine zijn we tot een werkbare en onderbouwde aanpak gekomen voor
emissiereductie op grondgebonden melkveebedrijven. Wanneer een melkveehouder
40 kg NH3/ ha per jaar of minder totale ammoniakemissie heeft, reduceert deze
30% ten opzichte van het huidige Nederlandse gemiddelde (52 – 55 kg NH3/ ha). Een
dergelijke generieke reductie zou voldoende moeten zijn om in het overgrote deel
van Nederland de stikstofdepositie-doelen te behalen. Er blijven dan alleen opgaves
over rondom de Veluwe, de Peel en in delen van Overijssel en Drenthe. Daar zijn
dan nog altijd te veel stalemissies te dicht bij kwetsbare natuur. De Kringloopwijzer
(KLW) kan nauwkeurig ammoniakemissies voor elk melkveebedrijf uitrekenen maar
geeft pas na ruim een jaar uitsluitsel over het management in het voorgaande jaar
en dat maakt bijsturen lastig. Ook is meermalen de borging en handhaving van de
KLW ter discussie gesteld. Reden om te zoeken naar een gedifferentieerd forfaitair
systeem. Het tankmelkureum, het aantal uren weidegang/ jaar en de intensiteit van
het bedrijf vertaald in het aantal gve/ha bleken daarvoor het meest geschikt. Op
basis daarvan zijn we tot tabellen gekomen voor de stal- en voor de veldemissies. De
benodigde data is voor elk bedrijf voorhanden waardoor implementatie eenvoudig
zou moeten zijn. De data over melkureum komt iedere drie dagen beschikbaar
en ook de weidegang is dagelijks duidelijk. Dit geeft veel mogelijkheden voor de
melkveehouder om continu bij te sturen.
Via deze link is het hele rapport te downloaden.
REVIEW VAN DEZE RESULTATEN DOOR CDM
Inmiddels zijn onze bevindingen beoordeeld door twee leden van de Commissie Deskundige Meststoffenwet. Hun review, en onze verwerking daarvan en reactie daarop, zijn hier terug te lezen.