Studenten adviseren veehouders na spitten in Achterhoekse bodem
Dit voorjaar is AOC Oost gestart met de oprichting van een Kenniswerkplaats Achterhoek (KWPA) rondom het thema ‘Biobased Economy’ (groene economie). Doel van het programma is onder meer om, samen met ondernemers in de Achterhoek een leer-/kennisagenda rond dit thema te ontwikkelen en mensen op te leiden met kennis en vaardigheden die nodig zijn in de groene economie.De KWPA heeft samen met Boerenverstand een project uitgevoerd rondom de BodemConditieScore (BCS) bij veehouders van ANV ’t Onderholt. Met de BCS-methodiek kan in 8 stappen een oordeel gegeven worden over de bodemkwaliteit. De veehouders van ANV ’t Onderholt doen mee met het project ‘Kringlooplandbouw in de Graafschap’, dat gefinancierd wordt door het GROW fonds van OXFAM NOVIB.
Op 11 juni zijn zestien derde
jaarstudenten veehouderij van AOC Oost Doetinchem begonnen met het oefenen van de BCS onder begeleiding van Erik Smale (Boerenverstand). Bij de BCS wordt naar chemische allerlei met het oog waarneembare punten gekeken als: gewasbedekking, bewortelingsdiepte, verdichting ondergrond, aantal regenwormen, bodemstructuur, organische stof, etc. Door deze factoren te beoordelen ontstaat een totaal score voor de bodem die kan variëren van slecht tot zeer goed. Na deze oefenronde zijn alle studenten in tweetallen langs de boeren uit het project gegaan en hebben daar van het ‘beste’ en ‘slechtste’ perceel grasland een BCS uitgevoerd. De bepaling van het ‘beste’ en ‘slechtste’ perceel is op aanwijzing van de boer gedaan.Op 25 juni zijn de studenten samen met de veehouders van ANV ’t Onderholt op excursie geweest bij loonbedrijf Volkerink in Heino. Louis Claessens (eigenaar) gaf een inleiding over de opbrengstmetingen die zij toepassen bij de gras en maïsoogst. Er werd uitleg gegeven over de verschillende systemen om de opbrengsten van de gewassen te meten. Die opbrengstverschillen blijken enorm groot te zijn. In extreme gevallen blijken de beste gronden 3 keer zoveel op te brengen dan de slechtste gronden. Door de aanscherpende regelgeving op gebied van bemesting wordt het steeds belangrijker voor veehouders dat de bodemconditie optimaal is. Er werd volop gesproken over bodemstructuur en bemesting. De mest moet zo optimaal mogelijk gebruikt worden en afgestemd worden op de gewas opbrengst. Bij Volkerink doet men naast de opbrengstbepaling van ruwvoer ook proeven om de mest in rijen op het land te brengen en later de maïs precies naast deze mest te zaaien, zodat de mineralen uit de mest beter benut worden. Dit vereist hightech machines en goed opgeleid personeel, want een kleine afwijking betekent dat de maïs juist ver van de mest af komt te liggen!
Claessens gaf duidelijk aan dat deze zaken van veehouders echt een andere manier van kijken en werken vergt. Ze zullen zich steeds vaker af moeten vragen: Wat is de gewasopbrengst? Op welk perceel breng ik hoeveel mest? Hoe houd ik het organische stof gehalte op peil?Na de inleiding van Claessens gaf Aart Malestein een inleiding over ruwvoer en rantsoenen. Het is natuurlijk van groot belang dat de veehouder het zorgvuldig geoogste ruwvoer ook in de juiste verhoudingen aan het vee verstrekt. Naast rantsoensamenstelling kwamen er allerlei praktische zaken aanbod. Wat betekent iets broei in de kuil? Hoe kun je het best voer mengen? Wat doet de temperatuur in de kuil? Malestein gaf met verschillende voorbeelden aan hoe het in de praktijk soms met goed ruwvoer toch misgaat omdat er verkeerd gemengd wordt of omdat de voersnelheid te laag is.
Bij beide inleiders kwam naar voren dat het in de praktijk kan betekenen dat de veehouder zaken anders moet gaan doen, dan dat hij gewend was. Dit betekent gedragsverandering en dat is moeilijk. Daarom is het des te belangrijker dat studenten zich daar al jong van bewust worden.Na de lunch hebben de studenten hun bevindingen van de BodemConditieScores besproken met de veehouders waarvan zij de bodem beoordeeld hadden. Dit bleek zowel voor veehouders als studenten
zeer leerzaam te zijn. Zelfs deze veehouders, die al bewust bezig zijn met de bodem omdat ze meedoen met dit project, blijken vaak verrast te zijn door de uitkomsten. Studenten hebben veel geleerd over de bodem. Zij hebben allemaal in een aantal verschillende bodems gespit en die beoordeeld. Daarbij hebben ze ontdekt dat het heel lastig is om zinvolle dingen over de bodem te zeggen omdat er heel veel
factoren een rol spelen. Ook hier geldt: ‘oefening baart kunst’ en ‘jong geleerd is oud gedaan’.
Al met al zijn de studenten en hun docent weer een stukje beter voorbereid op hun toekomstige werksituatie en zich bewust van het belang van de bodem.