Het beste bouwplan met Boerenverstand
Door: Matthijs Kampert, student Aeres Hogeschool Dronten
Binnen de Nederlandse melkveehouderij zorgt voornamelijk de mestwet en de derogatie voor een bouwplan bestaande uit 80% gras en 20% mais. Het rantsoen wordt in veel gevallen aangevuld met een forse hoeveelheid krachtvoer en de koe geeft altijd wel melk. Maar wat is voor een melkveebedrijf eigenlijk het beste bouwplan? Levert de teelt van mais wel zoveel voordelen op zoals vaak beweerd wordt? Meer mais betekent weer meer eiwit aanvoeren. Vragen die vandaag de dag steeds bepalender worden voor een melkveehouder. Voor Boerenverstand ben ik aan de slag gegaan met het in beeld brengen van de kansen voor alternatieve voedergewassen in het bouwplan.
Het belang van een bedrijfsspecifiek bouwplan is de laatste jaren alleen maar toegenomen. De tijd dat mais standaard als tweede gewas in het bouwplan zat is voorbij! Beleid is steeds meer gericht op de kwaliteit van het grondwater, biodiversiteit van het landschap en weidegang, punten die niet langer matchen met de traditionele bedrijfsvoering die vandaag de dag veel gezien wordt. Naast dat het beleidstechnisch steeds interessanter wordt om meerdere gewassen te gaan telen, kan een bedrijfsspecifiek bouwplan in veel gevallen ook voor u als melkveehouder (financieel) voordeel opleveren. Denk bijvoorbeeld binnen een extensieve bedrijfsvoering aan het telen van krachtvoergewassen wat financieel voordeel oplevert door het verlagen van de krachtvoerkosten. Daarnaast draagt rotatie van voedergewassen bij aan het behoud van organische stof in de bodem, iets dat bepalend is voor de opbrengst van het gewas.Om tot een optimaal bouwplan te komen zijn een aantal zaken van groot belang. Goed om te onthouden is dat wat voor de ene melkveehouder optimaal is; voor de andere juist helemaal niet optimaal hoeft te zijn. Niet ieder bedrijf is immers hetzelfde. Voor dat u als melkveehouder aan de slag gaat met het veranderen van het bouwplan, is het van belang dat u weet waar u met uw bedrijf staat én dat u weet waar u met uw bedrijf naar toe wilt.
Intensiteit als uitgangspunt
De intensiteit speelt hierbij een grote rol, hoe extensiever, hoe minder krachtvoer er aangekocht moet worden. Echter, in Nederland zijn tal van bedrijven die nagenoeg zelfvoorzienend zijn en tóch krachtvoer aankopen. Best vreemd eigenlijk, je heb als bedrijf voldoende voer liggen en tóch ga je krachtvoer aankopen? Bijkomend gevolg bij deze strategie is dat er ieder voorjaar geïnvesteerd moet worden in kuilopslag door een toenemende mutatie van ruwvoer. Kortom, u moet twee keer investeren om “hoge” melkproducties per koe te kunnen halen. Is het dan niet verstandiger om dat krachtvoer zelf te gaan telen? Doel van “Het Beste Bouwplan” is in beeld brengen wat de mogelijkheden zijn voor het telen van voedergewassen die vooral als alternatief voor de teelt van snijmais gebruikt kunnen worden. Uit mijn studie naar dit onderwerp is naar voren gekomen dat grondsoort en weidegang de twee factoren zijn die het meeste invloed hebben op het slagen van een bouwplan met voedergewassen. De klei- en zandgronden zijn over het algemeen geschikt voor de teelt van voedergewassen. De veengronden daarentegen zijn met het oog op inklinking alleen geschikt voor gras. Dit betekent echter niet dat “Het Beste Bouwplan” voor deze gronden waardeloos is. Vandaag de dag is er een grote diversiteit aan verschillende grastypes beschikbaar waardoor het eiwit in gras (wat op veengronden juist een probleem is door de hoogte ervan) met een divers grassenbestand beter benut kan worden. Op veengrond is het dus van belang dat er verschillende grastypes geteeld worden. Maar welke gewassen kunnen dan het beste op de zand- en kleigronden geteeld worden? Tal van zaken zijn overwogen en onderzocht die aangeven waarom een gewas al dan niet geschikt is. Hieruit kwam naar voren dat voederbieten in meerder situaties een ideaal gewas is voor het Nederlandse bouwplan. Niet alleen vanwege de hoge opbrengsten die dit gewas kan halen, maar ook vanwege het feit dat voederbieten een relatief fosforarm gewas is wat dus voordelig is in de kringloopwijzer. Daarnaast zijn voederbieten goed in het passen in het rantsoen. Uit de studie kwamen ook de vlinderbloemige gewassen meerdere malen naar voren. Dit vanwege het stikstofbindende vermogen van deze gewassen. Vlinderbloemige gewassen die in de studie zijn meegenomen zijn o.a. veldbonen en lupine. Al deze gewassen zijn mits de grond daarvoor geschikt is, goed in te passen in het bouwplan van een extensief bedrijf. Met de voederbieten kan er energie en massa geteeld worden, met vlinderbloemige gewassen kan er eiwit voor het rantsoen geteeld worden met stikstofbinding door het gewas als bijkomend voordeel. Als vervanger voor de maisteelt springt sorghum als het meest interessante gewas eruit, dit vanwege de vergelijkbare massa die het gewas heeft. Daarnaast is het een droogteresistent gewas wat het interessant maakt voor de drogere zandgronden. Dit maakt het een geschikt gewas voor de intensieve bedrijven die naast gras én i.p.v. mais een ander voedergewas willen telen. In de studie zijn ook nog minder bekende gewassen als quinoa en mergkool geanalyseerd. Qua voederwaarde blijven deze achter op de eerde genoemde gewassen. Ook voegen deze gewassen niet veel extra’s toe als het gaat om de bodemvruchtbaarheid.Naast dat het voor u als bedrijf (financieel) voordeel op kan leveren, draagt het bewust omgaan met het bouwplan ook bij aan de biodiversiteit van het landschap. Oftewel, in welk gebied of op welke grondsoort u met uw bedrijf ook zit, “Het Beste Bouwplan” helpt u om zo veel mogelijk uit uw bedrijfsvoering te halen.