Excursie naar de oorsprong van de kringloopgedachte
Vanuit de Gebiedscoöperatie IJsseldelta bracht een groep melkveehouders op donderdag 15 juni een bezoek naar de oorsprong van de kringloopgedachte in de Noordelijke Friese Wouden, een zandgrondgebied in het oosten van Friesland. Twee eigenzinnige melkveebedrijven die een lage kostenstrategie hanteren en zo onafhankelijk mogelijk willen boeren. Tijdens de lunch vertelde Ingrid van Huizen van de Noardlike Fryske Wâlden, een agrarische natuur- en landschapsvereniging met 800 leden die zich inzet voor het gebied. Ingrid vertelde over hoe het gebied zich in de loop der jaren heeft ontwikkeld en wat de succesfactoren hiervan zijn.
Onafhankelijk in de breedste zin
De eerste van de twee bedrijven was het sinds 2010 biologische geworden bedrijf van de familie Nijboer uit Boelenslaan. Foppe Nijboer verteld over het streven naar onafhankelijkheid in de breedste zin van het woord. Dat zie je aan het eigen machinepark, de eigen ruwvoerproductie maar vooral ook de uitgebreide kennis die Foppe en Baukje beide hebben.
Door de jaren heen heeft Nijboer de kunstmestgift afgebouwd tot nul en een balans gevonden in de krachtvoergift op ongeveer 20 kg per 100 kg melk. Daarbij is de melkproductie op peil gebleven op 7.850 kg per koe en 9.000 kg per hectare.
Inkomen uit agrarisch natuur- en landschapsbeheer
Het (mest)beleid vanuit overheden is sterk gefundeerd op middelvoorschriften om bepaalde doelen te bereiken. Door als gebiedsvereniging Noardlike Fryske Wâlden te werken aan dergelijke doelen, kan een gebiedseigen aanpak worden toegepast en kunnen de boeren de invulling meer zelf bepalen.
Een typisch voorbeeld van landschapsbeheer is het onderhoud van de karakteristieke elzensingels dat door boeren wordt uitgevoerd. Doordat het beheer als gebiedscollectief opgepakt wordt, kan het effectiever en kan de boer een vergoeding krijgen voor zijn werk. Zo wordt er samengewerkt aan een vitale landbouw en het behoud van het karakteristieke landschap.
Bodem in topconditie door organische stof
De gebroeders Hoeksma melken 100 Fries Hollandse koeien in Drogeham. Ze verzamelen al tientallen jaren gegevens over de bodem zoals het organische stofgehalte. Het bleek dat bij de komst van een stal met drijfmest de organische stofgehaltes in de bodem achteruitgingen. Men ging aan de slag met de mestkwaliteit en zag de gehaltes weer stijgen. Ze hebben laten zien dat de grasopbrengst gelijk blijft bij drastisch minder kunstmest. Een belangrijk punt ten behoeve van het organische stofgehalte is dat het meeste grasland sinds de oorlog niet gescheurd is. Douwe Hoeksma had in het weiland een gat gegraven totdat hij bij de gele grond kwam en dat was pas op ongeveer een meter diepte.Het doel vanuit de Gebiedscoöperatie IJsseldelta is melkveebedrijven verduurzamen en verbeteren van rendement. Het uitwisselen van ervaringen tijdens dergelijke excursiedagen creëert bewustwording en inzichten waarvan eenieder weer wat mee kan nemen en toepassen in zijn eigen bedrijfsvoering. De bezochte boeren laten zien hoe belangrijk vakmanschap en kennis rondom de bodem en de koe zijn. Inzicht in wat er zich in de bodem en de koe afspeelt en bijsturen op factoren zoals mest of het organische stofgehalte in de bodem. Wat Nijboer en Hoeksma duidelijk hebben laten zien, is dat met een sobere (biologische) bedrijfsvoering nog steeds een prima productie en bovenal een goed rendement kan worden behaald. Foppe Nijboers devies: ‘Meer input kost geld, accepteer eens minder output!’