Direct naar content
< overzicht

Actie nodig voor meer samenwerking akkerbouw-melkvee

Het gebruik van de kringloopwijzer neemt steeds verder toe. Vooral melkveehouders rekenen steeds vaker uit hoe hun mineralenkringloop er nu eigenlijk voor staat. Dit is niet zo vreemd, want de bodemgebonden sectoren, zoals melkvee en akkerbouw, hebben hier veel te winnen. Toch is er een grote stap te maken om tot verdere sluiting van kringlopen en meer grondgebondenheid te komen. Namelijk die van regionale samenwerking, tussen melkveehouders en akkerbouwers.Samenwerking
Een akkerbouwer wil organische stof en schone grond. De melkveehouder wil mestplaatsingsruimte om zich te kunnen blijven ontwikkelen. Een goede basis voor langdurige samenwerking zou je denken. Toch zijn er meerdere redenen waarom die samenwerking nog altijd stroef verloopt.

Ten eerste de sociale: er is vaak weinig vertrouwen en weinig informeel contact tussen de verschillende sectoren. Dit terwijl de akkerbouwer prima het regionale bodemadvies (teeltplan/ bemestingsplan) van de melkveehouder op zich kan nemen. Daarnaast staat de economische reden: het is zeker niet altijd goedkoper om samen te werken. Al vergeet men hierbij vaak te kijken naar de rendementen op de lange termijn. Maar bovenal ervaren ondernemers knelpunten in wet-en regelgeving.

Wet-en regelgeving
De wet en regelgeving zou boeren moeten stimuleren beter te ondernemen en rekening te houden met de omgeving en het milieu. Helaas werkt dit niet altijd zo. Enkele belangrijke knelpunten, met daarbij mogelijke oplossingen:Een aantal mogelijke oplossingen:
1) Een melkveebedrijf en akkerbouwbedrijf worden voor hun milieuverliezen beiden individueel afgerekend in de (mest)wet. Wanneer beiden administratief, voor de wet, als 1 bedrijf 1 mestnummer worden gezien:

  • Kan de akkerbouwer binnen zijn rotatieschema bijvoorbeeld maïs of gras telen voor melkveehouders en daar rundveemest op ontvangen.
  • Kan de melkveehouder zijn derogatie behouden, eenvoudiger voldoen aan de 80% grasland eis, ook zonder dat daar (dure) eenjarige pachtcontracten mee gemoeid zijn.
  • Kan de akkerbouwer de grond blijven meetellen voor toeslagrechten.
  • Kan de akkerbouwer extra dierlijke mest aanvoeren binnen een dergelijke samenwerkingsovereenkomst.

2) Een voorwaarde hiervoor is dat eenvoudige grondgebruikers-verklaringen mee kunnen tellen, bijvoorbeeld voor al het mesttransport wat binnen een straal van 25 kilometer plaatsvindt.

3) De wetgeving omtrent meerjarig verhuur aanpassen, zodat er geen fiscale nadelen meer zijn.

4) Het instrument KringloopWijzer uitbreiden naar de akkerbouwer. Zo kan ook daar inzichtelijk gemaakt worden dat hogere opbrengsten tot meer onttrekking van N en P uit de bodem leiden. Dit kan een hogere dierlijke mestgift op akkerbouwgewassen legitimeren.

Het oplossen van deze knelpunten zorgt voor meer mogelijkheden om regionale samenwerking te bevorderen, met als uiteindelijke doel een efficiëntere mineralenkringloop, behoud/verbeteren bodemvruchtbaarheid en meer grondgebondenheid! Echter hiervoor is experimenteerruimte nodig zodat overheid en sector samen leren.

Tot slot is en blijft de gunfactor van groot belang om melkveehouders samen te laten werken met akkerbouwers. Zij moeten elkaar beter leren kennen en vertrouwen. Door het organiseren van bijvoorbeeld informele borrels voor agrarische ondernemers of gezamenlijke studiegroepen ontstaat er persoonlijk contact, want daar draait het allemaal om!

Deze kennis en informatie is verzameld vanuit en met:

  • Het praktijknetwerk Veenkoloniale kringloopboeren (samenwerking akkerbouw-melkvee in de Veenkolonien).
  • Denktank intersectorale samenwerking mineralenefficiëntie, LTO.
  • Projectteam Kringloopwijzer